Melding Simon Lelieveldt (3935) – tuchtrecht banken – beloning ING

Het bancaire tuchtrecht is na een lange discussie in Nederland van toepassing geworden voor zowel topmannen als medewerkers. Waar het merendeel van de zaken zich op medewerkers niveau begeeft heeft de Raad van State toegelicht dat de eed en bankencode eigenlijk met name relevant zijn op topniveau: het niveau van de beleidsbepalers.

Vervolgens is er tuchtrecht gekomen, alsmede een Maatschappelijk Statuut dat diende om de maatschappij te verduidelijken: het is de bankensector menens met het voornemen om het vertrouwen terug te winnen met fatsoenlijk (voorbeeld-)gedrag. Het ging dan om toekomstgericht bankieren.

Aanleiding voor de melding: maart 2018
Ik heb in maart 2018, toen ING een opmerkelijk beloningsvoorstel deed voor haar CEO, direkt een klacht ingestuurd – onder pseudoniem – om de top van ING (zowel RvC als RvB) te wijzen op de spanning die er bestaat tussen dat voorstel en de verplichtingen onder toezichtswet, bankencode en het goed fatsoen.

Kortweg was mijn visie dat dit voorstel zowel inhoudelijk (belangentegenstellingen vermijden) als procesmatig (ongepaste handelwijze onder maatschappelijk contract van ING met samenleving) niet ter tafel had mogen komen en dat bestuurders onderling elkaar hierop scherp hadden moeten houden (conform de verplichtingen onder de eed om te komen tot zorgvuldige belangenafweging). De visie van publiek en Ministerie van Financiƫn had niet als verrassing kunnen komen.

In de wachtstand
De door mij direkt daarop ingestuurde klacht – onder andere naam – leidde lange tijd niet tot behandeling. Pas na ruime publiciteit eind augustus 2018 en de onthulling van mijn werkelijke identiteit kreeg ik de gelegenheid om de melding aan te vullen. Die aanvulling – dd oktober 2018 – is hier gepubliceerd (en in de bijlage is ook de originele klacht te vinden).

Vervolgens bleek in september 2018 dat ING op integriteitsfront de bal uit de handen had laten vallen en al jarenlang als witwasmachine actief was. Er kwam een schikking met Justitie en pas na een week werden op topniveau conclusies getrokken. Niet de topman vertrok (wat voor de hand zou liggen) maar een andere bestuurder. De hele gang van zaken leidde tot bijgaand artikel waarin ik schets dat zowel de beloningsdiscussie als de integriteitsschendingen tonen dat ING zowel maatschappelijke antenne als kompas mist.

Wat gebeurt er nu met de melding bij de tuchtrechter?
In het vervolg op de melding heb ik verder geen rol, anders dan dat ik, als het een klacht is geworden, een toelichting mag geven. Aangezien alle discussie achter gesloten deuren plaatsvindt en dan alleen de uitspraak wordt gepubliceerd, terwijl het hier een maatschappelijk relevante discussie betreft, heb ik besloten de melding publiek te maken.

Ik beschouw daarmee mijn bijdrage aan het moreel debat als voltooid. Aan de aanklager en tuchtrechter is nu de taak om het debat onder het tuchtrecht verder inhoud te geven. Daarbij hoop ik dat men de melding voortvarend en constructief ter hand neemt, met echte moresprudentie als eindresultaat.

De realiteit zal vermoedelijk echter vooral zijn dat er een vermijdings- of vertragingsspel uitrolt totdat alle hoofdpersonen niet of nauwelijks meer in functie zijn. Daarmee kan dan naar ik vrees (te zijner tijd) het op zich loffelijk initiatief/experiment tuchtrecht de boeken in als: operatie geslaagd, patiƫnt overleden.